Een VBBM-lid over forfaitaire normen en de uitslagen van de VBBM-mestanalyses
VBBM-lid 1: Maar met gehaltes in de put zeggen ze dan dat de ammoniak al vervluchtigt is. Ze zoeken naar borging van emmissie cijfers omdat de kringloop niet makkelijk te borgen is.
VBBM-lid 2: een paar dingen welke door mijn hoofd gaan.
Jij geeft aan:
Maar met gehaltes in de put zeggen ze dan dat de ammoniak al vervluchtigd is.
Oké, hiermee doel je op de vervluchtiging in de stal neem ik aan.
Maar het zou toch altijd zinvol zijn om te kijken wat de waarden in de mest zijn.
Wanneer deze waarden lager zijn dan is het juist aannemelijk dat de vervluchtiging ook een stuk lager is. Op die manier vat je mijns inziens echt de koe bij de hoorns.
Zoals ik het begrijp gaan ze er gemiddeld vanuit dat de ammoniakale N 1,9 kg per m3 is. Bij ons is dat 1,1 kg per m3. Dat scheelt 40% De vervluchtiging zou dan ook heel goed 40% minder kunnen zijn.
Misschien nog wel meer omdat wanneer deze waarden gunstiger zijn de mest ook gezonder is. Dat kan je ook nog staven aan de C/N verhouding.
Wanneer je rijpe mest hebt, dan zal dit nagenoeg ook niet vervluchtigen.
En je geeft aan:.
Ze zoeken naar borging van emissie cijfers omdat de kringloop niet makkelijk te borgen is.
Hoe kan je emissie cijfers borgen, wanneer je niet echt meet of werkt met mestanalyses, maar rekent met berekende cijfers.
Ik vraag mij af:
Waar komen de cijfers uit de tabel vandaan?
Ik zie acht kolommen, zijn dit acht verschillende bedrijven geweest welke verschillend ruw eiwit voerden en dat van die bedrijven het ureumgehalte bijgehouden is? (over welke periode is dat ureum bijgehouden? één jaar, één maand, een paar maand)
Hoe komen ze dan aan de emissie kg NH3/dierplaats?
Is bij deze boeren dan de emissie in de stal gemeten? Of is dit berekent?
En zijn van al deze bedrijven mestanalyses gedaan?
Hoe komen ze aan de getallen van de emissie van bovengronds bemesten. Is dit gemeten? Of bedacht/berekent?
Wanneer dit gemeten is, met welke mest is dat dan gedaan? Rijpe mest of rottende mest?
Als ik kijk naar de emissie in de stal dan wordt er rekening gehouden met wat er in de koe gaat. Dit raakt ook aan wat er in de mest zit. Maar wanneer je kijkt naar het uitrijden van de mest, dan wordt er niet meer gekeken naar wat er in de koe gaat en ook niet naar wat er in de mest zit. Dit wordt platgeslagen er wordt vanuit gegaan dat er een vaste gemiddelde waarde in de mest zit. Dit is verre van de waarheid.
Gemiddeld wordt uitgegaan van 4 kg N totaal per m3 mest en van 2 kg amm.N per m3 mest.
Ik ga er gemakshalve dan maar even vanuit dat dat uit analyses gekomen is en dat dat niet vanuit berekeningen komt.
Je mag dan bij een max van 170 kg N, 42,5 m3 mest per hectare, per jaar uitrijden.
Je rijdt dan volgens de cijfers ook 85 kg TAN per hectare per jaar uit.
Wanneer we bovengronds mest uitrijden, dan hebben we volgens deze tabel, bij het uitrijden van 42,5 m3 per ha p jr. Een emissie van 63 kg NH3. Van het uitrijden van 85 kg TAN.
Dat is dan een emissie van 74,11%, bij bovengronds uitrijden met gezonde mest. Want let wel, bovengronds mest uitrijden mag alleen onder strikte voorwaarden gebeuren.
Dat is toch onbestaanbaar. Hoe verklaart men dat dan? Daar moeten dan ook echt steekhoudende bewijzen voor zijn.
Wanneer ik onze mestanalyse bekijk dan zitten wij op:
– 2,8 N totaal per m3 (1,2 kg lager dan waarmee gerekend wordt)
– 1,1 amm.-N per m3 (0,9 kg lager dan waarmee gerekend wordt)
Wanneer wij 42,5 m3 mest per ha p. jr. uitrijden.
Dan rijden wij 119 kg N p ha/p jr. uit (werkelijke waarde)
-daarvan is dan 46,75 kg amm.-N p ha/p jr uit (werkelijke waarde)
Volgens de tabel zouden wij dan 63 kg NH3 emissie hebben met het uitrijden van (onze analyse) 46,75 kg amm.N
Dan klopt er m.i. iets niet of ik snap het gewoon niet?
Het is heel mooi dat er gekeken wordt naar onze manier van boeren. Maar het lijkt mij onverstandig om akkoord te gaan met gangbare (berekende) cijfers. Het lijkt mij belangrijk dat er gekeken wordt naar wat er in de put zit en dat er ook gekeken wordt of dat gezonde of ziekmakende mest is. Dat maakt al een heel groot verschil en zal echt recht doen aan onze manier van boeren.
Ook mag niet zomaar voor waar aangenomen worden dat bovengronds bemesten meer emissie geeft dan zodebemesten, werken met de sleufkouter en sleepvoet.
Dat kan niet kloppen. Dat is volledig tegen de natuur in.
Waar zijn dan de ruwe data die dat kunnen staven.
Ook is het nog belangrijk dat er rekening mee gehouden wordt hoeveel mest er per keer uitgereden wordt. Bij kleinere hoeveelheden wellicht ook minder emissies.
Melkvee.nl schrijft een mooi artikel over
VBBM-leden Martsje en Bauke Dijkstra:
Werken met een lage input
https://www.melkvee.nl/artikel/939853-hoe-minder-kunstmest-hoe-beter-de-grasgroei/ de link werkt alleen voor abonnees, dus wordt lid van Melkvee!
Een hogere stikstofefficiëntie door te stoppen met het strooien van kunstmest. Het is een van de in het oog springende resultaten van de aanpak van melkveehouders Martsje en Bauke Dijkstra in Aldeboarn (FR). „Onze mest bevat 2,8 kilo stikstof per ton. 1,1 kilo daarvan is ammoniakale stikstof en 1,7 kilo organisch gebonden en dus emissie-ongevoelig.”
In het Friese Aldeboarn runnen Martsje en Bauke Dijkstra een melkveebedrijf met 65 koeien en bijbehorend jongvee. In de bedrijfsvoering staat het thema gezondheid centraal. „We hadden in het verleden, ondanks dat onze koeien 9.500 liter melk per jaar produceerden, veel problemen met de gezondheid van onze koeien”, vertelt Martsje. „En in plaats van de problemen aan te pakken, waren we vooral druk met symptoombestrijding. Dat moest anders.” Martsje verdiepte zich meer en meer in de mogelijkheden van het natuurlijk ondersteunen van de gezondheid van de koeien. Ze gooiden het roer om.
De natuurlijke aanpak betaalt zich inmiddels terug in een betere gezondheid van de koeien, een betere benutting van de in de bodem aanwezige voedingsstoffen en een goed rendement.
In de nieuwe aanpak is alles gericht op gezondheid. De gezondheid van koe, bodem, plant, mest, melk en vlees. „De eerste stap die we zetten, was koolstof toevoegen aan het rantsoen en minder eiwitten voeren. Koolstof zorgt voor een betere vertering van het rantsoen en vangt schadelijke stoffen in de koe weg”, legt Martsje uit. „Door de betere vertering is de mest vaster van vorm en ruikt minder en dat heeft een positief effect op het stalklimaat. De indirect met koolstof verrijkte mest bevat veel organisch gebonden stikstof en heeft een lager emissiepotentieel. Oftewel het risico op ammoniakvorming is kleiner, omdat een groot deel van de aanwezige stikstof organisch gebonden is. De betere vertering draagt bij aan een betere opname van eiwitten, waardoor een koe met minder eiwitten toe kan.”
Therapie
De inzet op een gezonde bodem vormde het begin van een lange zoektocht naar alternatieve manieren om de gezondheid van de koeien te ondersteunen en/of te verbeteren. „Hoe beter dieren, voeding en bodem in balans zijn, hoe minder input van buiten nodig is en de natuurlijke kringloop intact blijft”, legt Martsje uit.
Als voorbeeld noemt ze het medisch ontwormen van de koeien. „Dat is echt funest voor het bodemleven, terwijl dit ook heel goed met kruiden kan en dan blijft de natuurlijke kringloop intact.” Naast kruiden past Marstje ook homeopathie toe. De combinatie van kruiden en homeopathie maakte antibiotica overbodig en gaf een boost aan de algehele gezondheid van de veestapel.
Bedrijfsgegevens
Het bedrijf van Bauke en Martsje Dijkstra, ‘Buorkje mei de natuer’, in Aldenboarn (FR), telt 65 melkkoeien en bijbehorend jongvee. Bij de boerderij hoort 55 hectare blijvend grasland op veen. 1,5 hectare willen de ondernemers dit jaar inplanten met olifantsgras. Het olifantsgras moet uiteindelijk de vervanger worden van het biologisch stro. Een deel van de oogst willen de melkveehouders hakselen tot strooisel voor in de ligboxen. De rest gaat gebruikt worden als stro. Olifantsgras blijft 20 jaar staan en wordt maar één keer per jaar geoogst in het voorjaar. Dan is de draagkracht van de grond over het algemeen goed. Voor het komende teeltjaar hebben de melkveehouders afspraken gemaakt met een biologische akkerbouwer over het ontvangen van mest en het telen van rogge. Daarnaast wil de akkerbouwer kruidenrijk gras gaan telen als rustgewas. De opbrengst komt in de vorm van grasbrok terug naar de boerderij van Martsje en Bauke. Door de aanwezigheid van kruiden in de grasbrok verwachten de ondernemers in de toekomst minder losse kruiden nodig te hebben.
De koeien worden gemolken met een melkrobot van DeLaval. De melk wordt geleverd aan Eko-Holland. De productie ligt op 20 tot 22 liter per koe per dag, wat neerkomt op 6.500 kilogram melk per koe per jaar.
Bauke past nauwelijks KI toe. Hij gebruikt een ‘eigen stier’. Die blijft vaak een klein jaar op de boerderij waarna hij weer vervangen wordt door een andere stier. Is er geen biologische stier op het bedrijf, dan insemineert Bauke de koeien met Belgisch Blauw.
Geen kunstmest
Waar Martsje al snel overtuigd was dat een andere aanpak nodig was om de koeien weer gezond te krijgen, was Bauke minder makkelijk te overtuigen van het weglaten van kunstmest voor de grasgroei en het niet meer gebruiken van medicijnen om de koeien gezond te houden of te maken.
Een lezing van Tom Keuper, een collega-melkveehouder, opende Bauke de ogen. De opmerking ‘wat je niet uitgeeft, hoef je ook niet terug te verdienen’ zette Bauke aan het denken. „Vanaf dat moment zijn we stapje voor stapje minder eiwitrijk krachtvoer gaan voeren. En zijn we gestopt met kunstmest. Ook kwam de gedachte om biologisch te gaan boeren dichterbij”, vertelt Bauke. „Het viel mij al snel op dat hoe minder kunstmest ik strooide, hoe beter het gras begon te groeien. En nu de ganzenschade nihil tot niks meer is, zijn we onderhand zelfvoorzienend in ruwvoer en is bijkopen niet meer nodig.”
Als de mest goed is, wordt deze snel opgenomen door het bodemleven
Stikstofefficiëntie 141 procent
Het weglaten van de kunstmestgift, in combinatie met de natuurlijke manier van boeren, zorgde ook nog eens voor een enorme toename van de stikstofefficiëntie, ontdekten de melkveehouders na het invullen van een Afrekenbare Stikstof Balans (ASB). De ASB geeft op een overzichtelijke manier aan hoe groot de stikstof- en fosfaat-input en -output zijn. Ze kregen hierbij hulp van Irene van der Marel, consultant bij Practice what you preach. „Boeren die ervoor kiezen alleen stikstof en fosfaat uit natuurlijke bronnen aan te voeren, scoren aanmerkelijk hoger in stikstof- en fosfaatefficiëntie dan bedrijven die kiezen voor de aanvoer van kunstmest”, legt Van der Marel uit. „Hoewel moeilijk vast te stellen is hoe groot de natuurlijke mineralenaanvoer is, hoeven boeren niet bang dat zijn dat ze daarmee in de problemen komen. Natuurlijke mineralen passen altijd binnen de marges van de natuur. Kunstmest daarentegen heeft invloed op de natuurlijke processen, waardoor bijvoorbeeld binding door klaver omlaag gaat. De efficiëntie zakt dan onder de 100 procent. De opbrengst gaat meestal wel omhoog als je kunstmest gebruikt.” Op het bedrijf van Martsje en Bauke bedraagt de stikstofefficiëntie (output/input) 141 procent. Dit betekent dat er de stikstofafvoer groter is dan de aanvoer.
Een laser op het dak van de stal weet met een simpele laserstraal de ganzen weg te houden uit het weiland. Opvallend detail: zwanen reageren helemaal niet op laser en blijven zitten.
Na een paar dagen bij de moeder verhuizen de kalveren naar een groepshok.
Zelf aan het stuur
„Bij de ASB draai je zelf aan de knoppen, de uitkomst is een hard getal dat boekhoudtechnisch goed te onderbouwen is. Om het succes van ASB te vergroten moeten we stoppen met het gebruik van forfaitaire normen”, bepleit Van der Marel. Iets waar Martsje zich direct bij aansluit. „De VBBM, waarbij we zijn aangesloten, neemt twee keer per jaar een mestmonster om de samenstelling van de mest te bepalen. Onze mest bevat 2,8 kilogram stikstof per ton tegenover 4 kilogram stikstof volgens de forfaitaire norm van de overheid. Van die 2,8 kilogram is 1,1 kilogram ammoniakale stikstof en 1,7 kilogram organisch gebonden en dus emissie-ongevoelig. Als wij in een situatie zouden zitten dat we mest af moesten voeren, werden we verplicht stikstof af te voeren die we niet eens produceren.”
Van der Marel: „De verplichting om met forfaitaire normen te werken, pakt negatief uit voor boeren die heel erg hun best doen de kwaliteit van de mest te verbeteren. Door te gaan meten, stimuleren we boeren het beste uit hun mest, hun grond en hun koeien te halen.”
Bovengronds mest uitrijden
Martsje en Bauke rijden alle mest bovengronds uit, gemiddeld genomen 8 tot 10 kuub per hectare nadat een blok is afgeweid. „Het huidige mestbeleid frustreert enorm”, aldus Bauke. „Het beleid zet in op techniek in plaats van op wat een boer daadwerkelijk presteert. We worden afgerekend op berekeningen en aannames. En dat is jammer: je kunt mest gewoon meten en dat is waar het uiteindelijk om draait. Het is hoog tijd dat de overheid managementmaatregelen erkent als een juridisch houdbaar instrument om emissies te verlagen.”
De VVBM heeft bij de bij haar aangesloten bedrijven, samen met bodembioloog Peter van Hoof, onderzoek gedaan naar de effecten van het verschil in mestkwaliteit op de bodem en het gewas en naar het effect van het verschil tussen injecteren en bovengronds uitrijden. Na iedere bemesting werd bij de deelnemers een gewas- en bodemmonster genomen. De belangrijkste conclusie uit het onderzoek was dat bovengronds drijfmest uitrijden zorgt voor een gezonder gewas, meer bodemleven en een betere benutting van de toegediende stikstof. Bauke vult aan: „Als de mestkwaliteit goed is, wordt de mest heel snel opgenomen door het bodemleven. De koeien eten het gras dan zonder problemen op. Daarbij is de verdeling van de mest over het perceel egaler dan bij injecteren. De combinatie waarmee je rijdt, is veel lichter, dus minder risico op verdichting en je snijdt de grond niet open.”
Martsje wordt iedere drie maanden bezocht door fytotherapeut Monique van Riel. Samen kijken ze hoe het met de koeien gaat en wat ze aan kruiden nodig hebben ter ondersteuning van de gezondheid. Erik is verantwoordelijk voor het voeren.
Regeneratief beweiden
Naast aanpassingen in de bemesting zijn Martsje en Bauke ook overgestapt op een andere manier van beweiden, het regeneratief beweiden. „Dat betekent dat we de beweiding aanpassen aan de grasgroei. We gaan pas weer terug naar een weideperceel als het gras voldoende tijd heeft gehad om zich te herstellen”, legt Bauke uit. „Ook moet je niet langer dan drie dagen op hetzelfde perceel weiden. Na drie dagen start de hergroei van het gras en dat heeft een negatief effect op de beworteling. Volgens Allan Savoruy, de grondlegger van het regeneratief beweiden, is er dan sprake van overbeweiding. Je moet dus geduld hebben. In een droge zomer zal het langer duren voor de grasmat is hersteld.”
De biomassa boven de grond zegt iets over de biomassa onder de grond. Door het gras niet langer dan drie dagen te beweiden houden de melkveehouders ook de wortels intact. Maar lang gras biedt meer voordelen. In langer gras vindt meer fotosynthese plaats, er wordt dus meer CO2 vastgelegd. Lang gras houdt meer vocht vast en laat de bodem beter bedekt, waardoor de draagkracht van de grond toeneemt. „We scharen, met uitzondering van het begin van het seizoen, de koeien in aan het eind van de snelle groei, oftewel het eind van de vegetatieve fase”, vult Bauke aan.
Stripgrazen
Om de voordelen van regeneratief weiden optimaal te benutten passen Martsje en Bauke stripgrazen toe. Drie keer per dag krijgen de koeien een nieuw stuk gras. Door met een voor- en achterdraad te werken ontstaan er geen mestpollen. Door het stripgrazen vormt zich een soort mulchlaag op de grond. Dit heeft een positief effect op de opbouw van organische stof, wat weer positief uitwerkt op het behoud van het veen. Met de combinatie van stripgrazen en bovengronds bemesten streven de melkveehouders naar een goede balans in de bodem, zodat de zaden van de in de bodem aanwezige inheemse kruiden weer een kans krijgen zich te ontwikkelen.
Bauke maait sinds twee jaar weer met de messenbalk. Die vergt weinig pk’s. Het kost dus minder brandstof en geeft minder druk op de bodem. Martsje: „De mogelijkheid om langer te maaien, op zo’n 10 centimeter, zorgt ervoor dat er meer bladgroen behouden blijft en de bodem beter bedekt blijft. Dit is ook een maatregel om het organische-stofgehalte in de bodem te verhogen om zo het bodemleven te stimuleren.”
Familie
De familie Dijkstra bestaat uit Bauke (53), Martsje (48) en hun drie kinderen Tamme (21), Frauke (19) en Relis (10). Bauke heeft het bedrijf in 2005, samen met zijn broer Hendrik, die in Ureterp op het ouderlijke bedrijf boert, overgenomen van twee ooms. Of een van de kinderen later de boerderij over wil nemen, weten Bauke en Martsje nog niet. Relis lijkt de meeste interesse voor de boerderij te hebben.
Bij de overstap naar een natuurlijke veehouderij besloten Bauke en Martsje niet meer te groeien in bedrijfsomvang, maar de natuur leidend te laten zijn.
Bauke en Martsje runnen de boerderij samen, maar krijgen regelmatig hulp van Erik (21), een vriend van Tamme. Nu de transitie naar een natuurlijke veehouderij is afgerond, wil Martsje haar verhaal meer naar buiten uitdragen. Ze hebben al vergevorderde plannen voor het plaatsen van een melktap en het verwerken van de melk tot kaas en kefir.
Beeld: Ellen Meinen
VBBM/NetwerkGRONDIG DEMO bovengronds mest-aanwenden
21 juni 2024 13.00-15.30 uur
De grazige weiden, Hogebrug 29, 3421 TE Oudewater.
De VBBM en NetwerkGRONDIG nodigen u van harte uit voor onze
demo bovengronds mest aanwenden.
Dit is een unieke gelegenheid kennis te maken met verschillende methoden om bovengronds mest aan te wenden maar ook om meer te weten te komen van het
waarom.
Goede mest maak je in de koe, dat betekent: voeren met laag eiwit en goede structuur, veel weiden, lage input van buitenaf.
Het betekent ook kleine giften en verdunning met water voor een beter resultaat.
Ervaar deze middag de 5 methoden van bovengronds mest aanwenden en maak kennis met de boeren die bovengronds mest aanwenden toepassen op hun bedrijf.
Er is koffie en thee en veel te zien en te bepraten.
De firma Moescha zal aanwezig zijn om toelichting te geven op de Moescha Schwenk verteiler. De verschillende types en varianten van de Moescha zijn op de stand te bekijken.
De 5 methoden die worden gedemonstreerd:
Dit zwenkmechanisme produceert een dikke druppel. Deze druppel heeft een relatief kleiner oppervlak waardoor er minder stikstof vervliegt. De zwaardere druppel maakt dit systeem minder gevoelig voor wind en doordat de druppels tussen het gewas vallen vindt er minder besmeuring plaats.
Ontwikkeld door VBBM-lid en gastheer van deze middag Jan Graveland samen met zijn mechanisatiebedijf. De bediening van de trekker voor de mestpomp en de elektrische waterpomp (voor de mestverdunning) gaat met de smartphone. De mest wordt verspreid via 4 verticaal-verdelers. Met behulp van de baggerpomp wordt er direct slootwater overheen gesproeid.
- Eisele kets plaat
Ketsplaat met emissiereducerende zijplaten. 12-15 m. werkbreedte.
Ook verkocht onder de naam Granit mestverdeler.
- (Lely-) Waaier- ketsplaat
Ouderwetse (ronde) ketsplaat
- Waaier-ketsplaat 2.0 (met knikje)
Ketsplaat met emissie-reducerende bovenplaat, wordt ook wel exact-verdeler genoemd.
Meer informatie over deze demo bij Walda Schenk: contact@devbbm.nl
Meer informatie over de VBBM, bezoek de website www.devbbm.nl
Meer informatie over NetwerkGRONDIG, bezoek de website www.netwerkgrondig.nl
Uitgesteld: VBBM en NetwerkGRONDIG DEMO bovengronds mest-aanwenden
De demo bovengronds mest-aanwenden is uitgesteld naar volgend jaar.
Vanwege de vele regen is het land niet begaanbaar.
Meer informatie over deze demo bij Walda Schenk: contact@devbbm.nl
Meer informatie over de VBBM, bezoek de website www.devbbm.nl
Meer informatie over NetwerkGRONDIG, bezoek de website www.netwerkgrondig.nl