VBBM-leden Martsje en Bauke Dijkstra:
Werken met een lage input
https://www.melkvee.nl/artikel/939853-hoe-minder-kunstmest-hoe-beter-de-grasgroei/ de link werkt alleen voor abonnees, dus wordt lid van Melkvee!
Een hogere stikstofefficiëntie door te stoppen met het strooien van kunstmest. Het is een van de in het oog springende resultaten van de aanpak van melkveehouders Martsje en Bauke Dijkstra in Aldeboarn (FR). „Onze mest bevat 2,8 kilo stikstof per ton. 1,1 kilo daarvan is ammoniakale stikstof en 1,7 kilo organisch gebonden en dus emissie-ongevoelig.”
In het Friese Aldeboarn runnen Martsje en Bauke Dijkstra een melkveebedrijf met 65 koeien en bijbehorend jongvee. In de bedrijfsvoering staat het thema gezondheid centraal. „We hadden in het verleden, ondanks dat onze koeien 9.500 liter melk per jaar produceerden, veel problemen met de gezondheid van onze koeien”, vertelt Martsje. „En in plaats van de problemen aan te pakken, waren we vooral druk met symptoombestrijding. Dat moest anders.” Martsje verdiepte zich meer en meer in de mogelijkheden van het natuurlijk ondersteunen van de gezondheid van de koeien. Ze gooiden het roer om.
De natuurlijke aanpak betaalt zich inmiddels terug in een betere gezondheid van de koeien, een betere benutting van de in de bodem aanwezige voedingsstoffen en een goed rendement.
In de nieuwe aanpak is alles gericht op gezondheid. De gezondheid van koe, bodem, plant, mest, melk en vlees. „De eerste stap die we zetten, was koolstof toevoegen aan het rantsoen en minder eiwitten voeren. Koolstof zorgt voor een betere vertering van het rantsoen en vangt schadelijke stoffen in de koe weg”, legt Martsje uit. „Door de betere vertering is de mest vaster van vorm en ruikt minder en dat heeft een positief effect op het stalklimaat. De indirect met koolstof verrijkte mest bevat veel organisch gebonden stikstof en heeft een lager emissiepotentieel. Oftewel het risico op ammoniakvorming is kleiner, omdat een groot deel van de aanwezige stikstof organisch gebonden is. De betere vertering draagt bij aan een betere opname van eiwitten, waardoor een koe met minder eiwitten toe kan.”
Therapie
De inzet op een gezonde bodem vormde het begin van een lange zoektocht naar alternatieve manieren om de gezondheid van de koeien te ondersteunen en/of te verbeteren. „Hoe beter dieren, voeding en bodem in balans zijn, hoe minder input van buiten nodig is en de natuurlijke kringloop intact blijft”, legt Martsje uit.
Als voorbeeld noemt ze het medisch ontwormen van de koeien. „Dat is echt funest voor het bodemleven, terwijl dit ook heel goed met kruiden kan en dan blijft de natuurlijke kringloop intact.” Naast kruiden past Marstje ook homeopathie toe. De combinatie van kruiden en homeopathie maakte antibiotica overbodig en gaf een boost aan de algehele gezondheid van de veestapel.
Bedrijfsgegevens
Het bedrijf van Bauke en Martsje Dijkstra, ‘Buorkje mei de natuer’, in Aldenboarn (FR), telt 65 melkkoeien en bijbehorend jongvee. Bij de boerderij hoort 55 hectare blijvend grasland op veen. 1,5 hectare willen de ondernemers dit jaar inplanten met olifantsgras. Het olifantsgras moet uiteindelijk de vervanger worden van het biologisch stro. Een deel van de oogst willen de melkveehouders hakselen tot strooisel voor in de ligboxen. De rest gaat gebruikt worden als stro. Olifantsgras blijft 20 jaar staan en wordt maar één keer per jaar geoogst in het voorjaar. Dan is de draagkracht van de grond over het algemeen goed. Voor het komende teeltjaar hebben de melkveehouders afspraken gemaakt met een biologische akkerbouwer over het ontvangen van mest en het telen van rogge. Daarnaast wil de akkerbouwer kruidenrijk gras gaan telen als rustgewas. De opbrengst komt in de vorm van grasbrok terug naar de boerderij van Martsje en Bauke. Door de aanwezigheid van kruiden in de grasbrok verwachten de ondernemers in de toekomst minder losse kruiden nodig te hebben.
De koeien worden gemolken met een melkrobot van DeLaval. De melk wordt geleverd aan Eko-Holland. De productie ligt op 20 tot 22 liter per koe per dag, wat neerkomt op 6.500 kilogram melk per koe per jaar.
Bauke past nauwelijks KI toe. Hij gebruikt een ‘eigen stier’. Die blijft vaak een klein jaar op de boerderij waarna hij weer vervangen wordt door een andere stier. Is er geen biologische stier op het bedrijf, dan insemineert Bauke de koeien met Belgisch Blauw.
Geen kunstmest
Waar Martsje al snel overtuigd was dat een andere aanpak nodig was om de koeien weer gezond te krijgen, was Bauke minder makkelijk te overtuigen van het weglaten van kunstmest voor de grasgroei en het niet meer gebruiken van medicijnen om de koeien gezond te houden of te maken.
Een lezing van Tom Keuper, een collega-melkveehouder, opende Bauke de ogen. De opmerking ‘wat je niet uitgeeft, hoef je ook niet terug te verdienen’ zette Bauke aan het denken. „Vanaf dat moment zijn we stapje voor stapje minder eiwitrijk krachtvoer gaan voeren. En zijn we gestopt met kunstmest. Ook kwam de gedachte om biologisch te gaan boeren dichterbij”, vertelt Bauke. „Het viel mij al snel op dat hoe minder kunstmest ik strooide, hoe beter het gras begon te groeien. En nu de ganzenschade nihil tot niks meer is, zijn we onderhand zelfvoorzienend in ruwvoer en is bijkopen niet meer nodig.”
Als de mest goed is, wordt deze snel opgenomen door het bodemleven
Stikstofefficiëntie 141 procent
Het weglaten van de kunstmestgift, in combinatie met de natuurlijke manier van boeren, zorgde ook nog eens voor een enorme toename van de stikstofefficiëntie, ontdekten de melkveehouders na het invullen van een Afrekenbare Stikstof Balans (ASB). De ASB geeft op een overzichtelijke manier aan hoe groot de stikstof- en fosfaat-input en -output zijn. Ze kregen hierbij hulp van Irene van der Marel, consultant bij Practice what you preach. „Boeren die ervoor kiezen alleen stikstof en fosfaat uit natuurlijke bronnen aan te voeren, scoren aanmerkelijk hoger in stikstof- en fosfaatefficiëntie dan bedrijven die kiezen voor de aanvoer van kunstmest”, legt Van der Marel uit. „Hoewel moeilijk vast te stellen is hoe groot de natuurlijke mineralenaanvoer is, hoeven boeren niet bang dat zijn dat ze daarmee in de problemen komen. Natuurlijke mineralen passen altijd binnen de marges van de natuur. Kunstmest daarentegen heeft invloed op de natuurlijke processen, waardoor bijvoorbeeld binding door klaver omlaag gaat. De efficiëntie zakt dan onder de 100 procent. De opbrengst gaat meestal wel omhoog als je kunstmest gebruikt.” Op het bedrijf van Martsje en Bauke bedraagt de stikstofefficiëntie (output/input) 141 procent. Dit betekent dat er de stikstofafvoer groter is dan de aanvoer.
Een laser op het dak van de stal weet met een simpele laserstraal de ganzen weg te houden uit het weiland. Opvallend detail: zwanen reageren helemaal niet op laser en blijven zitten.
Na een paar dagen bij de moeder verhuizen de kalveren naar een groepshok.
Zelf aan het stuur
„Bij de ASB draai je zelf aan de knoppen, de uitkomst is een hard getal dat boekhoudtechnisch goed te onderbouwen is. Om het succes van ASB te vergroten moeten we stoppen met het gebruik van forfaitaire normen”, bepleit Van der Marel. Iets waar Martsje zich direct bij aansluit. „De VBBM, waarbij we zijn aangesloten, neemt twee keer per jaar een mestmonster om de samenstelling van de mest te bepalen. Onze mest bevat 2,8 kilogram stikstof per ton tegenover 4 kilogram stikstof volgens de forfaitaire norm van de overheid. Van die 2,8 kilogram is 1,1 kilogram ammoniakale stikstof en 1,7 kilogram organisch gebonden en dus emissie-ongevoelig. Als wij in een situatie zouden zitten dat we mest af moesten voeren, werden we verplicht stikstof af te voeren die we niet eens produceren.”
Van der Marel: „De verplichting om met forfaitaire normen te werken, pakt negatief uit voor boeren die heel erg hun best doen de kwaliteit van de mest te verbeteren. Door te gaan meten, stimuleren we boeren het beste uit hun mest, hun grond en hun koeien te halen.”
Bovengronds mest uitrijden
Martsje en Bauke rijden alle mest bovengronds uit, gemiddeld genomen 8 tot 10 kuub per hectare nadat een blok is afgeweid. „Het huidige mestbeleid frustreert enorm”, aldus Bauke. „Het beleid zet in op techniek in plaats van op wat een boer daadwerkelijk presteert. We worden afgerekend op berekeningen en aannames. En dat is jammer: je kunt mest gewoon meten en dat is waar het uiteindelijk om draait. Het is hoog tijd dat de overheid managementmaatregelen erkent als een juridisch houdbaar instrument om emissies te verlagen.”
De VVBM heeft bij de bij haar aangesloten bedrijven, samen met bodembioloog Peter van Hoof, onderzoek gedaan naar de effecten van het verschil in mestkwaliteit op de bodem en het gewas en naar het effect van het verschil tussen injecteren en bovengronds uitrijden. Na iedere bemesting werd bij de deelnemers een gewas- en bodemmonster genomen. De belangrijkste conclusie uit het onderzoek was dat bovengronds drijfmest uitrijden zorgt voor een gezonder gewas, meer bodemleven en een betere benutting van de toegediende stikstof. Bauke vult aan: „Als de mestkwaliteit goed is, wordt de mest heel snel opgenomen door het bodemleven. De koeien eten het gras dan zonder problemen op. Daarbij is de verdeling van de mest over het perceel egaler dan bij injecteren. De combinatie waarmee je rijdt, is veel lichter, dus minder risico op verdichting en je snijdt de grond niet open.”
Martsje wordt iedere drie maanden bezocht door fytotherapeut Monique van Riel. Samen kijken ze hoe het met de koeien gaat en wat ze aan kruiden nodig hebben ter ondersteuning van de gezondheid. Erik is verantwoordelijk voor het voeren.
Regeneratief beweiden
Naast aanpassingen in de bemesting zijn Martsje en Bauke ook overgestapt op een andere manier van beweiden, het regeneratief beweiden. „Dat betekent dat we de beweiding aanpassen aan de grasgroei. We gaan pas weer terug naar een weideperceel als het gras voldoende tijd heeft gehad om zich te herstellen”, legt Bauke uit. „Ook moet je niet langer dan drie dagen op hetzelfde perceel weiden. Na drie dagen start de hergroei van het gras en dat heeft een negatief effect op de beworteling. Volgens Allan Savoruy, de grondlegger van het regeneratief beweiden, is er dan sprake van overbeweiding. Je moet dus geduld hebben. In een droge zomer zal het langer duren voor de grasmat is hersteld.”
De biomassa boven de grond zegt iets over de biomassa onder de grond. Door het gras niet langer dan drie dagen te beweiden houden de melkveehouders ook de wortels intact. Maar lang gras biedt meer voordelen. In langer gras vindt meer fotosynthese plaats, er wordt dus meer CO2 vastgelegd. Lang gras houdt meer vocht vast en laat de bodem beter bedekt, waardoor de draagkracht van de grond toeneemt. „We scharen, met uitzondering van het begin van het seizoen, de koeien in aan het eind van de snelle groei, oftewel het eind van de vegetatieve fase”, vult Bauke aan.
Stripgrazen
Om de voordelen van regeneratief weiden optimaal te benutten passen Martsje en Bauke stripgrazen toe. Drie keer per dag krijgen de koeien een nieuw stuk gras. Door met een voor- en achterdraad te werken ontstaan er geen mestpollen. Door het stripgrazen vormt zich een soort mulchlaag op de grond. Dit heeft een positief effect op de opbouw van organische stof, wat weer positief uitwerkt op het behoud van het veen. Met de combinatie van stripgrazen en bovengronds bemesten streven de melkveehouders naar een goede balans in de bodem, zodat de zaden van de in de bodem aanwezige inheemse kruiden weer een kans krijgen zich te ontwikkelen.
Bauke maait sinds twee jaar weer met de messenbalk. Die vergt weinig pk’s. Het kost dus minder brandstof en geeft minder druk op de bodem. Martsje: „De mogelijkheid om langer te maaien, op zo’n 10 centimeter, zorgt ervoor dat er meer bladgroen behouden blijft en de bodem beter bedekt blijft. Dit is ook een maatregel om het organische-stofgehalte in de bodem te verhogen om zo het bodemleven te stimuleren.”
Familie
De familie Dijkstra bestaat uit Bauke (53), Martsje (48) en hun drie kinderen Tamme (21), Frauke (19) en Relis (10). Bauke heeft het bedrijf in 2005, samen met zijn broer Hendrik, die in Ureterp op het ouderlijke bedrijf boert, overgenomen van twee ooms. Of een van de kinderen later de boerderij over wil nemen, weten Bauke en Martsje nog niet. Relis lijkt de meeste interesse voor de boerderij te hebben.
Bij de overstap naar een natuurlijke veehouderij besloten Bauke en Martsje niet meer te groeien in bedrijfsomvang, maar de natuur leidend te laten zijn.
Bauke en Martsje runnen de boerderij samen, maar krijgen regelmatig hulp van Erik (21), een vriend van Tamme. Nu de transitie naar een natuurlijke veehouderij is afgerond, wil Martsje haar verhaal meer naar buiten uitdragen. Ze hebben al vergevorderde plannen voor het plaatsen van een melktap en het verwerken van de melk tot kaas en kefir.
Beeld: Ellen Meinen