VBBM getuigschrift
Waarom:
De VBBM heeft sinds 2006 een getuigschrift ontwikkeld, die nu bestaat uit 10 thema’s, om hiermee te onderbouwen dat haar boeren aantoonbaar een duurzame bedrijfsvoering hanteren. Op deze manier onderbouwen zij naar de overheid, de sector, collega boeren en naar de consument, hun goede landbouwpraktijk (kringlooplandbouw). Daarnaast is het een management-instrument dat inzichtelijk maakt waar verbetering in de kringloop te behalen is. Door de resultaten samen met collega veehouders te vergelijken en te bespreken kan men van elkaar leren en elkaar stimuleren om verder te optimaliseren en zo verder economisch en ecologisch te verduurzamen.
Opbouw getuigschrift
Er zijn tien thema’s waarop kan worden gescoord in het VBBM-getuigschrift. De te behalen duurzaamheid predicaten variëren van ‘brons’, ‘zilver’ tot ‘goud’. Hierbij is het predicaat ‘goud’ het hoogst haalbaar. Per thema zijn 30 punten te halen. Om in het getuigschrift aan de kringloopkwalificatie ‘brons’ te voldoen moet er minimaal 75 punten worden behaald. In de bijlages staat hoe er wordt gewaardeerd.
Uitleg 10 duurzaamheidsthema’s
- Verantwoord mineraal-N gebruik:
Dit thema is opgebouwd uit twee kengetallen.
- Het N-overschot geeft aan hoeveel stikstof (N) er gemiddeld per ha. het bedrijf in gaat en hoeveel N er gemiddeld per ha. het bedrijf weer verlaat. De resultante is de hoeveelheid N per ha die achterblijft, ofwel het overschot. Bij de berekening is van de aanvoer, de stikstofbinding door vlinderbloemigen, de depositie en de mineralisatie (veen) afgetrokken. Bij de totale afvoer is de N afvoer van organische mest niet meegeteld. Dit wordt als een overschot van het bedrijf meegerekend, tenzij er voer voor wordt verbouwd ten behoeve van het eigen bedrijf. Met een hoger overschot aan stikstof per ha, wordt verondersteld een grotere kans op verlies van stikstof naar het milieu. Hierbij wordt echter geen rekening gehouden met vastleggen van N in organische stof.
- De “N-uit kunstmest per ha grasland per jaar” geeft aan hoe het kunstmestgebruik is op grasland. Hoe hoger de gift hoe groter de kans is dat de bodem belast wordt met een overmaat aan mest, die belastend is voor de bodem, het gewas, de koe, de mest en uiteindelijk weer voor de bodem. Daarbij geeft de productie (en transport) van kunstmest een zeer hoge milieubelasting.
- Verantwoord mineraal-P gebruik:
Berekend is hoeveel fosfor (P) er gemiddeld per ha. het bedrijf in gaat en hoeveel P per ha. het bedrijf weer verlaat. De resultante is de hoeveelheid P per ha. dat achterblijft (overschot) op het bedrijf. Van de aanvoer wordt de fosfordepositie afgetrokken. Bij de totale bedrijfsafvoer wordt, net als bij de N, de afvoer van P in organische mest niet meegeteld, tenzij er voer voor wordt verbouwd ten behoeve van het eigen bedrijf. Met een hoger overschot aan P per ha wordt verondersteld dat fosfaat verloren gaat voor de bedrijfskringloop.
- Verantwoord dierlijk drijfmest gebruik:
Dit thema is opgebouwd uit drie kengetallen die allen invloed hebben op de potentiële ammoniakemissie uit rundveedrijfmest per ha.
- De koolstof/stikstof verhouding (C/N) in de drijfmest (drijfmestanalyse) bepaalt voor een groot deel de kwaliteit van die drijfmest t.a.v. de hoeveelheid ammoniak die hieruit kan emitteren.
- De totale hoeveelheid ammoniumstikstof uit rundveedrijfmest die wordt aangewend per ha, is bepalend voor de potentiële ammoniakemissie per ha. Door de totale hoeveelheid fosfaat die geproduceerd wordt in drijfmest (uit de KLW) te delen door het fosfaatgehalte in de drijfmest (drijfmestanalyse) wordt berekend hoeveel ton drijfmest er per ha wordt aangewend. De tonnages per ha vermenigvuldigd met de kg ammoniumstikstof per ton drijfmest (uit de mestanalyse), geeft de totale aanwending van ammoniumstikstof per ha. per jaar uit drijfmest weer.
- Het gemiddelde ureumgehalte in de melk over 4 maanden stalperiode geeft een indicatie van de hoeveelheid ammoniumstikstof in de geproduceerde rundveedrijfmest in die periode.
- Verantwoord antibioticagebruik:
Het gemiddelde antibiotica gebruik over 2018, 2019, 2020 wordt uitgedrukt in Dag Dosering per Dier Jaar (DD/DJ). De dagdosering geeft weer hoeveel mg van een werkzame stof nodig is om één kg dier één dag te behandelen. Door overmatig en onjuist gebruik van antibiotica kunnen bacteriën ongevoelig voor antibiotica worden. Hoe lager de DD/DJ op het bedrijf, hoe minder kans op antibioticaresiduen in het geproduceerde voedsel, hoe minder kans op resistentie voor antibiotica bij de mens? Antibiotica uitscheiding via de mest heeft een negatieve invloed op mest in de opslag en/of in de bodem waar het terecht komt.
- Een verantwoord duurzame veestapel:
Dit wordt uitgedrukt in de gemiddeld gewogen leeftijd van de melk- en kalfkoeien bij afvoer over 2018, 20189, 2020 (in jaren, maanden). Ouderdom bij afvoer geeft een indruk van de gezondheid van de veestapel. Daarbij heeft een oudere veestapel minder vervanging nodig. Door minder jongvee te kunnen aanhouden, wordt de bodem per oppervlakte minder belast, of wel het bedrijf meer grond gebonden.
- Verantwoord “water gebruik”
Nitraat in het grondwater mag niet hoger zijn dan 50 mg/ltr. In Februari 2021 is voor het eerst nitraat gemeten op 14 bedrijven. Door middel van een bodemmonster te nemen op een diepte van 70-90 cm wordt het nitraatgehalte in het bodemvocht bepaald. Dit gebeurt dmv. ultracentrifugatie. De gemiddelde nitraatwaarde zegt iets over de eventuele verliezen van stikstof naar ons drinkwater, in de vorm van het giftige nitraat. Daarnaast is het een belasting op het goed functioneren van het kringloopsysteem van het bedrijf.
- Verantwoord CO2 management:
Over het jaar wordt berekend in de Kringloopwijzer (dashboard Milieu en Klimaat) hoeveel g CO2 eq, in de vorm van methaan, lachgas en energie, er geproduceerd wordt per kg Meetmelk (gecorrigeerd voor veengrond met % veen x 350g CO2-eq per kg Meetmelk). Deze hoeveelheid wordt in het getuigschrift uitgedrukt in ton CO2-eq per ha gewas, omdat in de bodem deze hoeveelheid CO2 kan worden gecompenseerd en niet in de melk. Hoe lager het overschot aan CO2– eq. hoe meer het bedrijf in (koolstof)balans is.
- Verantwoorde voetprint:
Hoe meer voer van het eigen melkveebedrijf wordt gevoerd, hoe kleiner de milieubelasting van extern geproduceerd voer door de be- en verwerking van dit voer en het benodigde transport van dit voer. Deze voetprint wordt uitgedrukt in het percentage van de benodigde energie (VEM) en eiwit (RE) behoefte voor de melk- en vleesproductie t.o.v. de gevoerde energie en eiwit, die geproduceerd is op het eigen bedrijf.
- Verantwoorde weidegang:
Hoe meer dagen en hoe meer uren per dag het vee buiten is, hoe groter de kans dat ze veel weidegras omzetten in melk en vlees (groei). Om in grote lijnen te berekenen of het aantal vastgestelde weide-uren per jaar ook in verhouding staat met de productie van weidemelk en vlees (groei) wordt berekend wat het aandeel van VEM uit weidegras is t.o.v. de VEM-behoefte in het jaarrantsoen.
10. Verantwoord Biodiversiteitsbeleid (2020)
Voor biodiversiteit kan op twaalf thema’s, 0 of 1 punt gescoord worden. Het punt wordt gescoord als de volgende vraag met ja kan worden beantwoord:
- Er is natuurgrasland in beheer?
- Er staan gem. 2% vlinderbloemigen per ha grasland?
- Er is door een bewuste keuze, vernatting aanwezig (plas/dras, eigen slootpeilbeheer,…)?
- Er zijn gewenste kruiden in het productie grasland aanwezig (natuurlijk, her-inzaai of door-zaai)?
- Er wordt aan ecologisch slootbeheer gedaan? Delen uitmaaien/schoonmaken…
- Er is vogelbeheer (uitgestelde maaidatum, “nestbescherming”, bewust maaibeleid, mozaïek beheer, nestkasten…)
- Paardenbloemen worden zeer gewaardeerd in grasland
- Er wordt geen gebruik gemaakt van chemische bestrijdingsmiddelen
- Er zijn landschapselementen in en, of rond de percelen in beheer (hagen, singels, (voeder)bomen, struiken, bos)
- Er zijn relatief veel insecten, vlinders, bijen, hommels in ‘grasland’ aanwezig
- Naast melkvee wordt er met meerdere soorten dieren (kippen, schapen, geiten, varkens, paarden ….)“geweid”
- Kudde is grotendeels FH, MRIJ, Blaarkop, Lakenvelder of ander “zeldzaam” vee-ras
De totale kringloop beoordeeld:
De individuele duurzaamheidsthema’s mogen en kunnen in de kringloop uiteindelijk niet los beoordeeld worden om een goed beeld te hebben van de duurzaamheidscore van het VBBM-bedrijf. Onderling hebben ze in een kringloopsysteem immers verband met elkaar. Hier volgt daarvan een voorbeeld (tussen de haakjes de nummers van de thema’s corresponderend met het VBBM-Getuigschrift) :
Een laag stikstof overschot, door weinig of geen gebruik van N uit kunstmest ( 1), geeft minder belasting van nitraat voor het drinkwater (6). Het jaarrantsoen zal daarbij, relatief gezien, minder ruw eiwit (stikstof) en meer onverteerbare organische stof (Koolstof) bevatten. Het rantsoen van dit gras heeft minder onbestendig eiwit en wordt beter benut. Het ureum zakt (3). De C:N verhouding van de mest is daardoor hoger en de drijfmest bevat daarmee minder ammoniak om te emitteren (3). Doordat de stalperiode korter
is bij meer weidegang (9) komt er in verhouding minder emissiearme drijfmest in de put (3) en meer urine en feces op het land. Door de scheiding van deze mestvlaai en de urine zal daar nihil ammoniak emitteren. De mestkwaliteit en daarmee de emissie van schadelijke gassen zal bij minimaal of geen antibioticagebruik (4) verbeteren. Een mest die beter benut wordt met een hoger koolstofpercentage zal meer organische stof geven in de bodem (7). Om veel gras in koeien te krijgen (9) wordt gegraasd in gras met meer en andere planten en wortels (10). Deze manier van weiden heeft invloed op de lengte, de massa en de diversiteit in wortels; de organische stof in de bodem neemt toe (7). Meer organische stof in de bodem houdt meer water vast, waardoor minder uitspoeling van water en nutriënten. Nitraat wordt minder gevormd en spoelt minder uit (6). Meer wortelmassa betekent meer CO2 vastlegging op het bedrijf (7). Diversiteit in planten geeft een stevig stengelgewas, meer bloei en meer insecten (10), samen met weer weiden (9) en daardoor minder maaien, geeft meer kans voor weidevogels. Insecten en weidevogels laten mest weer betere verteren en de benutting in de bodem neemt toe (10).
Economisch rendabel boeren:
Beter scoren in het VBBM-Getuigschrift zorgt niet alleen voor het behoud van Milieu, maar zeker voor behoud van de Boer. Economie en ecologie gaan hand in hand. Op de thema’s de score “goud” behalen levert economisch gewin; voerkosten dalen bij een betere benutting van aangevoerde mineralen(1,2,8). Een betere benutting geeft een kwalitatief betere, vollediger opbouw, van eiwitten in het gras. Hierdoor kan de koe efficiënter voer omzetten in melk. Als dit gezonde ruwvoer (4,5) ook nog vers afgegraasd word dan dalen mechanisatie-, huisvesting- en arbeidskosten (8). Meer weiden geeft veel minder voerkosten. Daar kan geen “weidepremie” tegenop (9); Eén kg ds weidegras kost ca 7 cent en één kg ds geconserveerd gras al snel 15 cent. Door gebruik te maken van plantbemesting die de natuur gratis kan bieden (o.a. vlinderbloemigen), kunnen de bemestingskosten drastisch dalen (1,2,8,10). Deze plantdiversiteit vervangt preventief en goedkoop ook nog eens de curatieve en dure “mineralen-zak”. Gezonde dieren hebben weinig gezondheidskosten (4,5). Gescheiden mest en urine op het land maakt dure emissiearme stallenbouw overbodig met een beter resultaat (3). Goed (geconserveerd) voer komt van land met een hoge benutting in de bodem (1,2) en geeft door de gezond gevoerde koe, kwaliteit melk (4,5) en een kwaliteit mest die van nature weinig stikstof bevat en grotendeels gebonden is in organische vorm (3). De drijfmest heeft weinig emissie en is op het bedrijf in kleine hoeveelheid aanwezig (9). Deze kan verantwoord en goedkoop geproduceerd worden, verantwoord en goedkoop opgeslagen worden en verantwoord (3,6,7,8) en goedkoop uitgereden worden.
Met het VBBM-getuigschrift gaan we met elkaar voor het behoud van boer en milieu.
Bijlage 1: Gemiddelde van de 56 VBBM melkveebedrijven. Getuigschrift over 2019
Bijlage 2: Score verdeling VBBM-Getuigschriften over 2019
Bijlage 3: Te behalen punten op de 10 thema’s bij het VBBM-Getuigschrift over 2020
Bijlage 4: Benodigde punten bij de scores brons, zilver en goud VBBM-getuigschrift 2020
Peter Takens, adviseur van de VBBM
E: ptakens@kpnmail.nl M: 06-53894944