Wat doet de VBBM-boer die goud heeft?
Op pad naar VBBM-boeren met een “goud” getuigschrift
Het VBBM-getuigschrift bestaat uit 10 items en 56 bedrijven hebben meegedaan. In 2020 werden de getuigschriften gemaakt met de gegevens van het jaar 2019.
Van de deelnemende bedrijven behaalden er 3 aspirant, 17 brons, 31 zilver en 5 goud.
De VBBM wil hiermee laten zien wat een bedrijfsvoering doet die gestoeld is op de kringloop- gedachte van het plant-dier-mest systeem.
[Lees meer…] overWat doet de VBBM-boer die goud heeft?VBBM getuigschrift
Doelstelling VBBM boeren:
De boeren van onze vereniging streven een duurzame bedrijfsvoering na, hierbij blijft de mineralenkringloop op eigen bedrijf zoveel mogelijk gesloten. Tevens is uitgangspunt dat melkveehouders of boeren die mest bovengronds aan willen wenden, mest produceren die van zodanige kwaliteit is dat men kan stellen dat deze zelf al emissiearm is. Dit kan men onder andere bereiken door structuurrijk en eiwitarm te voeren. Op deze wijze streeft men naar mest met een juiste C/N verhouding waarbij bovendien ook een juiste verhouding van organisch gebonden N dient te zijn.
Er zijn diverse onderdelen waarop men kan scoren in dit getuigschrift, en de te behalen duurzaamheids predicaten variëren van ‘Brons, Zilver tot Goud’. Hierbij is het predicaat ‘Goud’ het hoogst haalbaar. Om aan de kwalificatie ‘Brons’ te voldoen moet u minimaal 80 punten scoren. Onze adviseurs bezitten de kennis om u te helpen inzichtelijk te maken hoe u eventueel een betere score kunt realiseren in het getuigschrift.
Natuurlijk Kringloop Systeem als bedrijfsvoering
De VBBM heeft een getuigschrift ontwikkeld om hiermee te onderbouwen dat haar boeren aantoonbaar een duurzame bedrijfsvoering hanteren op basis van een natuurlijk kringloop systeem. Deze gegevens zijn van essentieel belang in hun lobby naar de overheid, de sector, collega boeren en naar de consument. Daarnaast is het een management instrument dat inzichtelijk maakt waar verbetering te behalen is. Door de resultaten samen met collega veehouders te vergelijken en te bespreken kan men van elkaar leren en elkaar stimuleren om verder te verduurzamen.
Wilt u ook een VBBM getuigschrift behalen?
Neemt dan contact met ons op via de contactpagina of bel voor meer informatie:
Walda Schenk 06-1043 1150
Opbouw getuigschrift
Er zijn negen thema’s waarop men kan scoren in dit VBBM getuigschrift. De te behalen duurzaamheid predicaten variëren van ‘brons, zilver tot goud’. Hierbij is het predicaat ‘goud’ het hoogst haalbaar. Per thema zijn 30 punten te halen. Om in het getuigschrift aan de kringloopkwalificatie ‘brons’ te voldoen moet u minimaal 90 punten score
Uitleg 9 duurzaamheidthema’s
- Verantwoord mineraal-N gebruik:
Dit thema is opgebouwd uit twee kengetallen.
- Het N-overschot geeft aan hoeveel stikstof (N) er gemiddeld per ha het bedrijf in gaat en hoeveel N er gemiddeld het bedrijf per ha weer verlaat. De resultante is de hoeveelheid N per ha die achterblijft, of wel het overschot. Bij de berekening is van de aanvoer de stikstofbinding door vlinderbloemigen, depositie en de mineralisatie afgetrokken. Bij de totale afvoer is de N afvoer van organische mest niet meegeteld. Dit wordt als een overschot van het bedrijf meegerekend. Een hoger overschot aan stikstof per ha geeft een grotere kans op (meer) verlies van stikstof naar het milieu.
- De “N-uit kunstmest per ha grasland per jaar” geeft aan hoe het kunstmest gebruik is op grasland. Hoe hoger de gift hoe groter de kans dat de bodem belast wordt met een overmaat aan mest, wat in overmaat belastend is voor de bodem, de koe, de mest en uiteindelijk weer de bodem. Daarbij geeft de productie (en transport) van kunstmest een zeer hoge milieubelasting.
- Verantwoord mineraal-P gebruik:
Berekend is hoeveel fosfor (P) gemiddeld per ha het bedrijf in gaat en hoeveel P er het bedrijf per ha weer verlaat. De resultante is de hoeveelheid P per ha die achterblijft (overschot). Van de aanvoer wordt de fosfordepositie afgetrokken. Bij de totale afvoer wordt de P afvoer van organische mest niet meegeteld. Dit wordt als een overmaat op het bedrijf meegerekend. Een hoger overschot aan P geeft per ha kans op (meer) fosfaatverlies aan het milieu.
- Verantwoord dierlijke drijfmest gebruik:
Dit thema is opgebouwd uit drie kengetallen die allen invloed hebben op de potentiele ammoniakemissie uit rundveedrijfmest per ha.
- De koolstof/stikstof verhouding (C/N) in de drijfmest (drijfmestanalyse) bepaalt voor een groot deel de kwaliteit van die drijfmest t.a.v. de hoeveelheid ammoniakale stikstof die hieruit kan emitteren
- De totale hoeveelheid ammoniumstikstof uit rundveedrijfmest die wordt aangewend per ha, is bepalend voor de potentiele ammoniakemissie per ha. Door de totale hoeveelheid fosfaat die geproduceerd wordt in drijfmest (uit de KLW) te delen door het fosfaatgehalte in de drijfmest (drijfmestanalyse) wordt berekend hoeveel ton drijfmest er per ha wordt aangewend. De tonnages per ha vermenigvuldigd met de kg ammoniumstikstof per ton drijfmest (mestanalyse), geeft de totale aanwending van ammoniumstikstof per ha uit drijfmest weer.
- Het gemiddelde ureumgehalte in de melk over 4 maanden stalperiode geeft een indicatie van de hoeveelheid ammonium in de geproduceerde rundveedrijfmest in die periode.
- Verantwoord antibioticagebruik:
Wordt uitgedrukt in Dag-Dosering per Dier-Jaar (DD/DJ). De dagdosering geeft weer hoeveel mg van een werkzame stof nodig is om één kg dier één dag te behandelen. Door overmatig en onjuist gebruik va antibiotica kunnen bacteriën ongevoelig hiervoor worden. Hoe lager de DD/DJ op het bedrijf, hoe minder kans op antibioticaresiduen in het geproduceerde voedsel, hoe minder kans op resistentie voor diverse antibiotica bij de mens?
- Een verantwoord duurzame veestapel:
Ouderdom van de melkveestapel geeft een indruk van de gezondheid van de veestapel. Daarbij heeft een oudere veestapel minder vervanging nodig. Door minder jongvee te kunnen aanhouden, wordt de bodem per oppervlakte minder belast, of wel het bedrijf meer grond geboden.
- Verantwoord “water gebruik”
Op de bedrijven worden grondmonsters genomen en het bodemvocht wordt geanalyseerd op het nitraatgehalte. De nitraatwaarde zegt iets over de eventuele verliezen van stikstof van het bedrijf naar ons drinkwater, in de vorm van het giftige nitraat.
- Verantwoord CO2 management:
Over het jaar wordt berekend (m.b.v. de KLW) hoeveel CO2 equivalenten in de vorm van methaan, lachgas en energie er teveel geproduceerd wordt op het bedrijf. Hoe minder overschot aan CO2 eq hoe meer het bedrijf in (koolstof)balans is. De berekende overproductie aan CO2 wordt bij dit thema omgerekend naar de benodigde procentuele verhoging van organische stof per ha (bouwvoor 50 cm), die deze overmaat CO2 compenseert.
- Verantwoorde voetprint:
Hoe meer voer van het eigen melkveebedrijf wordt gevoerd, hoe kleiner de milieubelasting van extern geproduceerd voer door de be- en verwerking van dit voer en het benodigde transport van dit voer. Deze voetprint wordt uitgedrukt in het percentage van de benodigde energie behoefte (VEM) voor de melk- en vleesproductie, t.o.v. de gevoerde energie (VEM), die geproduceerd is op het eigen bedrijf.
- Verantwoorde weidegang:
Hoe meer dagen en hoe meer uren per dag het vee buiten is, hoe groter de kans dat ze veel weidegras omzetten in melk en vlees (groei). Om in grote lijnen te berekenen of het aantal vastgestelde weide-uren per jaar ook in verhouding staat met de productie van weidemelk en vlees (groei) wordt berekend wat het aandeel van VEM uit weidegras is t.o.v. van de VEM-behoefte in het jaarrantsoen.
De totale kringloop gecertificeerd:
De individuele duurzaamheidsthema’s mogen en kunnen in de kringloop uiteindelijk niet los beoordeeld worden om een goed beeld te hebben van de duurzaamheidscore van het VBBM-bedrijf. Onderling hebben ze in een kringloopsysteem immers verband met elkaar. Hier volgt daarvan een voorbeeld:
Een laag stikstof overschot, door weinig of geen gebruik van N uit kunstmest (thema 1), geeft minder belasting van nitraat voor het drinkwater (thema 6). Het jaarrantsoen zal daarbij, relatief gezien, minder ruw eiwit (N) en meer onverteerbare organische stof (C ) bevatten. Het rantsoen van dit gras heeft minder onbestendig eiwit en wordt beter benut. Het ureum zakt (thema 3). De C:N verhouding van de mest is daardoor hoger en de drijfmest bevat minder ammoniak om te emitteren (thema 3). Doordat de stalperiode korter is bij meer weidegang (thema 9) komt er in verhouding minder emissiearme drijfmest in de put (thema 3) en meer urine en feces in het land. Door de scheiding van deze mest en urine zal ook daar veel minder ammoniak emitteren. De mestkwaliteit en daarmee de emissie van schadelijke gassen zal bij nihil antibioticagebruik (thema 4) verbeteren. Een mest die beter benut wordt met een hoger koolstofpercentage zal meer organische stof geven in de bodem (thema 7). Om veel gras in koeien te krijgen (thema 9) wordt gegraasd in langer gras met meer wortels. Deze manier van weiden heeft invloed op de lengte, de massa en de diversiteit in wortels; de organische stof in de bodem neemt toe (thema 7). Meer organische stof in de bodem houdt meer water vast, waardoor minder uitspoeling van water en nutriënten. Nitraat wordt minder gevormd en spoelt minder uit (thema 6). Meer wortels betekend meer CO2 vastlegging op het bedrijf (thema 7).
Kostprijs:
Beter scoren in het VBBM getuigschrift zorgt op diverse punten voor een lager kostprijs:
- minder voerkosten
- minder bemestingskosten
- minder dierenartskosten
- minder loonwerk- en machinekosten
Mocht u nog vragen of opmerkingen hebben dan hoor ik die graag!
Met vriendelijke groet,
Peter Takens
Adviseur VBBM
E: ptakens@kpnmail.nl
M: 06-53894944
Voorwaarden bovengronds mest uitrijden
Voorwaarden bovengronds mest uitrijden
Zie onderstaande link: https://www.rvo.nl/onderwerpen/agrarisch-ondernemen/mest/gebruiken-en-uitrijden/hoe-mest-uitrijden/mest-bovengronds-uitrijden Gewijzigd op: 02-02-2021
Heeft u drijfmest van runderen met diercategorie 100, 101, 102, 104 en 120 en is deze mest op uw eigen bedrijf geproduceerd? Als u deze mest uitrijdt op grasland van uw eigen bedrijf, dan is er een vrijstelling bovengronds uitrijden. Aanmelden kan nu niet. Dit kan van 1 januari tot en met 1 februari.
Voorwaarden voor deze regeling
Voor bovengronds uitrijden houdt u zich 2 jaar aan de voorwaarden. Het gaat om het jaar waarin u zich aanmeldt en het jaar daarvoor. Vanaf 2021 is er één nieuwe voorwaarde. Meldt u zich in 2021 aan? Dan hoeft u zich alleen in dat jaar aan deze nieuwe voorwaarde te houden.
Nieuwe voorwaarde vanaf 2021
U maakt geen gebruik van derogatie. U kiest dus zelf of u meedoet aan derogatie of aan bovengronds uitrijden.
Voorwaarden vanaf 2019
• De runderdrijfmest is op uw eigen bedrijf geproduceerd.
• U voert geen dierlijke mest aan om uw grasland te bemesten.
• Runderdrijfmest rijdt u uit op grasland dat bij uw bedrijf hoort. De mest mag u niet binnen 2 meter van een watergang uitrijden.
• Voor de bemesting van bouwland op uw bedrijf gebruikt u alleen runderdrijfmest of vaste rundermest.
• In elk geval 85% van de oppervlakte landbouwgrond van het bedrijf is grasland.
• U rijdt van kunstmest niet meer dan 100 kilogram stikstof per hectare grasland uit op uw bedrijf.
• Het stikstofoverschot op uw bedrijf is maximaal 100 kilogram stikstof per hectare. Dit is berekend volgens het principe van een stikstofbalans op bedrijfsniveau.
• De droogstaande koeien met (diercategorie 100) op uw bedrijf zijn dag en nacht in de wei. In elk geval in de periode van 1 mei tot en met 30 september tot minimaal 3 weken voor de verwachte afkalfdatum.
• De runderen (met diercategorie 102 en 120) op uw bedrijf zijn minimaal 150 dagen dag en nacht in de wei. In elk geval in de periode van 15 maart tot en met 30 november.
• De runderen (met diercategorie 101) op uw bedrijf met een leeftijd van 6 maanden of ouder zijn in de periode van 1 juni tot en met 31 augustus dag en nacht in de wei.
• U houdt een kalender bij waarop u per dag bijhoudt hoeveel runderen per diercategorie in de wei zijn en hoeveel uren. Deze weidegangkalender mag niet meer dan 1 week achterlopen.
• Runderen hoeven niet de wei in op dagen dat zij ziek zijn.
Melk- en kalfkoeien
Heeft u op uw bedrijf melk- en kalfkoeien (diercategorie 100)? Dan houdt u zich ook aan deze voorwaarden:
• De melk- en kalfkoeien op uw bedrijf worden vanaf 2 weken na de kalfdatum geweid. In de periode van 15 maart tot en met 30 november zijn zij in elk geval 150 dagen en 6 uur per dag in de wei.
• Kunt u de mest die u op uw bedrijf produceert niet volledig plaatsen op uw eigen bedrijf? Dan mag de melkproductie van uw bedrijf niet hoger zijn dan 14.000 kilogram per hectare.
• In 2 periodes is het gemiddelde gewogen ureumgetal van melk die u op uw bedrijf produceert lager dan 21 milligram per 100 gram melk. Het gemiddelde moet lager zijn in beide periodes: van 1 januari tot en met 31 maart en van 1 december tot en met 31 december.